Encyclopedie: Braid, James (1795-1860)

Uit: Tussen Waarheid en Waanzin: een encyclopedie der pseudo-wetenschappen
Brits chirurg en hypnotiseur.
Door: de Webredactie | Geplaatst: 30 apr 2009 | Laatste Wijziging: 16 aug 2016

Braid maakte in 1841 kennis met de wonderbaarlijke effecten van *hypnose (net zoals John *Elliotson dankzij een rondtrekkende Franse volgeling van Franz *Mesmer) maar hij geloofde niet dat de hypnotische slaap en het hysterische gedrag veroorzaakt werden door de overdracht van een of ander onzichtbaar 'dierlijk magnetisme'. Hij ging zélf experimenteren en stelde vast dat er sprake was van 'nerveuze slaap' van het zenuwstelsel. Hij noemde die toestand neurypnose – een begrip dat hij later in zou korten tot hypnose. (En wéér later betreurde hij de hierin vervatte suggestie dat het verschijnsel iets te maken had met slapen; hij kwam toen met de aanduiding 'monoïdeïsme', het beheerst worden door een enkel idee, maar die aanduiding heeft geen school gemaakt.)  

Braid schreef het invloedrijke boek Neurypnology; or, the rationale of nervous sleep (1843). Hij geldt daarmee als de grondlegger van het moderne hypnoseonderzoek. Maar ook al verwierp hij de theorie van de 'invloed van buiten', hij bleef geloven in de wondere werking van hypnose. De pagina's van Neurypnology bevatten dan ook heel wat wondergenezingen in de trant van de markies de *Puységur

Braid combineerde de hypnose met zijn andere grote liefde, de *frenologie. Deze leer stelt dat iedere karaktereigenschap zijn eigen plaats heeft onder het menselijk schedeldak: een stukje brein voor devotie, een stukje voor eerlijkheid, een stukje voor vaderlandsliefde, et cetera. In Neurypnology beschrijft hij het (wat hem betrof) onomstotelijke bewijs voor deze geestelijke verkaveling van het brein, zoals gedemonstreerd door zijn enthousiaste patiënte Miss S. Ze wist niets van frenologie, zo verzekert hij ons, maar als ze in hypnotische trance verkeerde en Braid drukte ergens op haar schedel, dan vertoonde ze onmiddellijk de onderliggende karaktereigenschap. Zijn verslag is fascinerend: 'Op het moment dat ik het orgaan voor verering aanraakte, namen haar gelaatstrekken de kenmerken aan behorend bij dat gevoel. Ze vouwde haar handen samen en zonk door de knieën in een houding van godvruchtige aanbidding. Als het orgaan ''hoop'' werd aangeraakt, leefde ze op en begon ze extatisch te stralen. Nadat ik het contactpunt verschoven had naar de eigenschap standvastigheid, stond ze onmiddellijk op en nam een weerspannige houding aan.'

Literatuur
Baker, R.A., They call it hypnosis. Buffalo, 1990.

Uit: Tussen Waarheid en Waanzin: een encyclopedie der pseudo-wetenschappen, door Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys (vierde herziene druk, De Geus, 2002).

 

Lees ook