IGZ: “Tuchtcollege pak homeopaten Scholten en Van Gelder toch aan”

De IGZ gaat in hoger beroep tegen homeopaten Jan Scholten en Leo van Gelder die onbewezen medicijnen als 'wondermiddel tegen aids' inzetten.
Door: Broer Scholtens | Geplaatst: 30 maa 2017 | Laatste Wijziging: 7 jun 2017

De inspectie (IGZ) wil dat de homeopaten Jan Scholten en Leo van Gelder alsnog tuchtrechtelijk worden aangepakt. De IGZ, zo bevestigt een woordvoerster, heeft beroep aangetekend tegen de uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam. Uit uitspraken die begin dit jaar openbaar zijn gemaakt blijkt dat beide homeopathische artsen volgens dit college niet laakbaar zouden hebben gehandeld toen ze hun niet-onderzochte homeopathische middel aanprezen als een wondermiddel tegen aids. De Inspectie voor de Gezondheidszorg is het hier niet mee eens.

Op verzoek van de minister van Volksgezondheid Edith Schippers had de IGZ klachten tegen beide artsen ingediend. De twee basisartsen Scholten en Van Gelder lieten in Kenia, Tanzania, Ghana, India en Cuba hiv-patiënten inspuiten met hun homeopathische middel Iquilai terwijl voor de werking ervan geen wetenschappelijke onderbouwing is; in Kenia ontraadden de beide artsen patiënten een reguliere behandeling met wél bewezen medicijnen zoals aidsremmers. Nederlandse aidsdeskundigen omschrijven het homeopathische middel van de basisartsen als “kwakzalverij en flauwekul”.  

Minister Schippers liet zich in 2014 in antwoorden op Kamervragen van twee PvdA-Kamerleden uiterst kritisch uit over beide homeopathische artsen: “Het is zorgelijk dat Nederlandse BIG-geregistreerde artsen betrokken zijn bij het testen, produceren en toedienen van geneesmiddelen in ontwikkelingslanden als daar geen serieuze wetenschappelijke onderbouwing voor is”. Waarna de IGZ de opdracht kreeg klachten tegen beide basisartsen in te dienen.

Geen wetenschappelijk bewijs

De Kamerleden waren op het spoor gezet van beide homeopaten door een kritiekloos interview in De Volkskrant met de Utrechtse homeopaat Jan Scholten die daarin hoog mocht opgeven over een door hem gevonden metaalverbinding (op basis van metalen uit de lanthanidengroep in het periodiek systeem). Deze zou in homeopathische verdunning prima werken bij de behandeling van aids. Het gebruik van reguliere hiv-remmers zou hierdoor in veel gevallen kunnen worden uitgesteld, zo stelde Scholten in het interview. Voor de werking van het middel, dat de artsen in Oostenrijk laten maken, is geen enkel wetenschappelijk bewijs. Overigens geldt dat ook voor alle andere homeopathische middelen die beide basisartsen hun patiënten voorschrijven.

Jan Scholten praktiseert als basisarts in het Homeopathisch Artsencentrum in Utrecht. In 2014 werd Scholten benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau voor zijn homeopathische “vinding”. Basisarts Leo van Gelder heeft in Amsterdam-Noord een homeopathische praktijk voor integrale geneeskunde, Artspraktijk Buiksloot. Beiden hebben in 1991 de stichting Aids Remedy Fund opgericht dat geld inzamelt om wereldwijd onderzoek te doen naar hun homeopathische aanpak.

De IGZ heeft de praktijken van beide artsen bezocht en gesprekken met hen gevoerd. De inspectie heeft vervolgens op basis van het verzamelde materiaal klachten ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam. De IGZ vindt dat beide artsen bij hun patiëntenonderzoek in Kenia de fundamentele rechten van de mens onvoldoende in acht hebben genomen. Ook is hun onderzoek niet onderworpen geweest aan het oordeel van een medisch-ethische commissie. Bovendien is er geen risicoanalyse gemaakt, oordeelt de IGZ.

Geen hout snijden

Het tuchtcollege vindt echter dat de klachten van de IGZ geen hout snijden omdat de uitvoerende Keniaanse arts, de werkelijke behandelaar, formeel niet onder het Nederlands (tucht)recht valt. Beide basisartsen kunnen daarom niet direct verantwoordelijk worden gehouden voor behandelingen in Afrika. Ook kon de inspectie het tuchtcollege er niet van overtuigen dat tijdens de behandelingen in Kenia reguliere aidsremmers werden ontraden. Het tuchtcollege vindt daarom dat het de beide basisartsen op dit punt niet kan aanpakken. Het college merkt overigens - terzijde - op dat het onderzoek in Kenia naar de werking van het homeopathische middel, dat is uitgevoerd in opdracht van beide basisartsen die er deels bij aanwezig zijn geweest, niet heeft voldaan aan Nederlandse en internationale eisen voor medisch onderzoek.

Op de gezamenlijke website van hun Aids Remedy Fund pochen beide artsen over de fantastische werking van hun middel “waardoor het gebruik van dure aidsremmers meestal zou kunnen worden vermeden”. De IGZ vindt deze bewering in strijd met de gedragsregels van het artsengenootschap KNMG. Verder ontdekte de IGZ in de praktijken van beide artsen omissies in patiëntendossiers. Ze zouden patiënten niet altijd het belang hebben verteld van reguliere behandeling, ter onderscheid van de door hen toepaste alternatieve aanpak. De KNMG-gedragsregels vereisen dit. De mate waarin dit fout is gegaan, heeft het tuchtcollege echter niet kunnen vaststellen. Het tuchtcollege wijst daarom de klachten van de IGZ tegen Leo van Gelder en tegen Jan Scholten ook op dit punt af.

Omdat de IGZ niet kan leven met de uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege en heeft hoger beroep aangetekend bij het Centraal Tuchtcollege in Den Haag.

Lees ook